De natuur in Winterswijk heeft de afgelopen twintig jaar een opvallende verschuiving gezien met de opkomst van de middelste bonte spechten. Wat begon als een zeldzame verschijning, is uitgegroeid tot een bloeiende populatie van bijna 250 broedparen. Jan Rademaker, van de Vogelwerkgroep Zuidoost-Achterhoek, volgt deze evolutie nauwlettend sinds het prille begin.
De populatie middelste bonte spechten in Winterswijk is gestaag toegenomen, waarbij in 2016 de honderd broedparen werden overschreden en vier jaar later de tweehonderd. Momenteel lijkt de populatie zich te stabiliseren rond de 230 broedparen. De spechten hebben niet alleen de grote oude loofboscomplexen bezet, maar ook kleinere bossen en houtwallen.
Middelste bonte spechten zijn te herkennen aan het rode petje dat doorloopt over het voorhoofd, in tegenstelling tot de grote bonte spechten die alleen een rode vlek op het achterhoofd hebben. Deze spechten zijn 'peuteraars' en graven graag insecten uit de ruwe schors van bomen, met een voorkeur voor zomereiken.
Jan Rademaker verklaart de opmerkelijke groei van de middelste bonte spechten door het succes in hun oorspronkelijke leefgebied, waar veel jongen grootgebracht worden. Deze uitwijken naar nieuwe gebieden, zoals Winterswijk, waar oude loofbossen blijven staan en een geschikte habitat bieden voor verschillende diersoorten.